In de week voorafgaande aan het WK belichten we de zeven Nederlandse wereldkampioenen bij de profs. Jan Janssen was in 1964 de tweede Nederlander die de wereldtitel binnen haalde. Dat gebeurde in Sallanches in de Franse Alpen.
Janssen brak in dat jaar definitief door in het peloton, na de overwinning in Parijs-Nice pakte hij twee etappes en het puntenklassement in de Tour. Hij blaakte dan ook van het zelfvertrouwen en eiste de avond voor de wedstrijd het kopmanschap op.
De kampioensrace verliep geheel volgens plan. Er zaten enkele Nederlanders bij de vroege ontsnapping, dus kon Janssen zijn benen lang sparen. In de finale kon hij meegaan met een groep met favorieten.
Toen Raymond Poulidor in de laatste kilometer demarreerde, sprong Janssen er achter aan. Het tweetal werd nog bijgehaald door Tom Simpson en Vittorio Adorni. Janssen wist dat de Italiaan de rapste benen had en koos het juiste wiel. Hij won de wedstrijd voor Adorni en Poulidor.
Janssen zou daarna nog meer belangrijke wedstrijden winnen. De eindzege in de Tour de France van 1968 wordt nog vaak in herinnering gebracht, maar Janssen won ook de Vuelta, Parijs-Roubaix en een flink aantal etappes.
In 1980 werd in Sallanches wederom gestreden om de regenboogtrui. Bernard Hinault won toen na een zware uitputtingsslag.
Lees ook: Theo Middelkamp, de eerste Nederlandse wereldkampioen
Lee ook: Harm Ottenbros, de onbekende kampioen
Pingback: Theo Middelkamp, de eerste Nederlandse wereldkampioen | Wielrennen